Mama schrijft |” Een kind is nooit lastig”; je kind belonen of straffen dat doe je niet, zegt psychologe Nina Mouton
U schiet ook weleens in een kramp als uw kleuter de hele supermarkt bij elkaar krijst? Goed nieuws: gezinspsychologe Nina Mouton (34) weet wat je dan vooral níét moet doen. ‘Koop je die bal toch, weet dan wel dat er thuis nog een crisis volgt.’
Alsof de duivel ermee gemoeid is. Maar deze mama heeft er net een gebroken nacht op zitten als ze een stralende Nina Mouton begroet. Zo’n nacht waarin je zieke kleuter onophoudelijk in je oor ligt te snurken, en – vastgeklampt aan je hoofd – bij elke hoestvlaag een van je haren uittrekt. “Kijk eens aan”, maakt Mouton zich vrolijk. “Als dát niet mild is.”
De gezinspsychologe en mama van twee komt vandaag, na een rist uitverkochte lezingen, met haar eerste boek: Mild ouderschap. Een – soms pijnlijk – herkenbare pageturner, opgeleukt met illustraties van zus Eva Mouton. Heerlijk eerlijk, dus.
Maar, zo waarschuwt de achterflap, verwacht geen tienstappenplan over hoe je de perfecte ouder wordt, noch een sluwe strategie om je kinderen in de pas te doen lopen. Wel het bevrijdende inzicht: pick your battles. Want meeveren met je kroost kan meer energie opleveren dan krampachtig vasthouden aan de regeltjes. Mouton: “Eerlijk gezegd, zeven jaar geleden had ik dit boek niet durven brengen. Er was nog veel weerstand toen. Ik was de grenzeloze moeder die haar kinderen over zich heen liet lopen. Nu is er toch een shift naar mild ouderschap, in ons land en daarbuiten.”
Voor wie het hoort donderen in Keulen: wat is dat eigenlijk, mild ouderschap?
Nina Mouton: “Voor mij bestaat dat uit drie pijlers. Eén: mild zijn voor je kind. Opvoeden in verbinding, zonder te straffen en te belonen. Twee: mildheid voor je omgeving, voor je inner circle. Zodra je zelf kinderen hebt, gebeurt het soms dat je wat afstand neemt van je eigen ouders, omdat jullie visies niet in dezelfde lijn liggen. Probeer elkaar daarin te begrijpen. Zo voorkom je dat het een oeverloos gepingpong wordt. Zoals: ‘Ons kind mag bij ons slapen’ versus ‘Ho maar, die zal dat rap doorhebben, krijg ze dan maar uit je bed!’ Dat angstgedreven opvoeden, dus. Terwijl dat opstaan ’s nachts je misschien uren slaap kost. Wat ons bij pijler drie brengt: wees mild voor jezelf. Je kunt niet voor je kind zorgen als je zelf voortdurend over je grenzen gaat. Zelfzorg is hierin een heel belangrijke. Voor mij betekende het ook: in therapie gaan, tot vandaag.”
Over die zelfzorg hebben we het straks nog. Maar eerst dit: zegt u nu dat uw zoon Miro (9) en dochter Loa (6) nooit straf krijgen?
“(stellig) Hier wordt niet gestraft, daar kunnen onze kinderen van op aan. Punt is: als je gedrag en emoties, zoals verdriet of boosheid, bestraft, probeer je hun behoeften weg te straffen. Maar dat is onmogelijk. Je kunt de nood aan nabijheid of aandacht niet weg negeren. Net zoals je honger of dorst niet kunt wegnemen door een kind op time-out te zetten.”
Hebt u zelf vaak in de hoek gestaan?
“Eén keer. (lacht) Ik zie mij daar nog staan als kleuter, tegen de kast. Ik weet nog dat ik heel kwaad was.Nu nog kan ik die boosheid van toen weer oproepen. Hoe frappant is dat? Maar dat was dus een eenmalig feit. Net zoals bij mijn zus, die één keer in de berging moest zitten, bij de hond. (schaterlacht) We spreken daar nog van.”
Opvallend: belonen is even tricky als straffen, zegt u. Hoezo?
“Kinderen belonen voor ‘flink gedrag’ – en dus voor het inhouden van hun emoties – lijkt uiterlijk wel te werken, maar dat is schijn. Ze slikken hun gevoelens in, net zoals bij straffen, maar vanbinnen razen ze door. Kortom, ze kunnen niet ontladen, en hun behoefte blijft onbevredigd achter. Terwijl het er juist op aankomt om die gevoelens te benoemen, te erkennen.”
Hebt u die mildheid zelf meteen toegepast als mama?
“Nee. (monkellachje) In het begin dacht ik het allemaal te weten, want ik had er tenslotte voor gestudeerd. In mijn opleiding psychologie had ik geleerd dat je kinderen moest straffen en belonen. Dat zoiets werkt. Was me dat een desillusie. (proest het uit)
“Miro was twee en, net als veel ouders, dacht ik: ‘Oei, nu gaat het beginnen: de peuterpuberteit.’ Het woord alleen al. Zo maken ze je al bang. Gevolg? Je zit met dat beeld van een klein ontploffend etterbakje dat constant zijn zin zal willen. Als je zo naar je kind kijkt, móét je het wel straffen en belonen. Dan moet je wel zeggen: hier is de harde grens, no way dat jij hierover gaat, want wij zijn de baas. Alleen, het werkte niet. Straffen deed hem niet beter gehoorzamen, deed hem niet stilzitten in zijn eetstoel. Het was alsof hij zelf aangaf: ‘Verkeerd antwoord, moeder. Try again.’
“Na een van die machtsstrijden heb ik Miro bij mij genomen en gezegd: ‘Dít, dit doen we nooit meer. Hoe we het wel gaan doen, weet ik nog niet, liefje, maar dit niet meer.’ Zo is onze zoektocht begonnen.”
Als ouder zit je dan toch met die schrik: hola, wat nu? Als mijn kind maar geen verwend nest of een narcist wordt.
“Kijk, precies door dat beeld gaan we er al van uit dat kinderen intrinsiek slechte wezens zijn. Alsof het stuiterende chaoten zijn, die wij moeten sturen. Terwijl kinderen juist zulke goeie, creatieve mensjes zijn, die wij alleen maar hoeven te begeleiden in wat er wel of niet kan.”
En lukt dat, met die milde aanpak? Trekken we dan nog wel de grens?
“Natuurlijk. Kinderen zijn kinderen. En ouders blijven de ouders. Ik zeg niet dat kinderen de plaats van hun ouders moeten innemen. Wel moeten we hen als mensen zien.
“Dat neemt niet weg dat ouders bepaalde beslissingen nemen. Voor mij is dat duidelijk: alles wat om veiligheid en gezondheid draait, daar is geen discussie over. Mijn kinderen waren onlangs ziek. Já, we spuiten die neusspray in. Niet als ze krijsend tegenstribbelen. Wel als zij er klaar voor zijn. Maar het móét wel. En já, we gaan die vieze siroop drinken. Hebben ze daar een probleem mee? Laat ze dan zelf meedenken over een oplossing: ‘Oké, ik neem die lepel. Mama, jij staat klaar met een lekkere boterham.’ Zo ga je als vanzelf uit die machtsstrijd. Uit dat getouwtrek van: (maakt zich groot) ‘Jij gaat nú die siroop nemen’ tegenover (krijst) ‘Nee, ik wil dat niet’.”
Is dat een valkuil waar ouders dikwijls in trappen: die machtsstrijd?
“Zeker, dat ‘wij tegen zij’-gevoel. ‘Ze moeten nu weten wie de baas is, want anders worden het verschrikkelijke pubers.’ Dát idee. Maar het gaat in opvoeden niet over winnen of verliezen. Vaak heb je dan ook nog dat idee dat je niet mág verliezen van je kind. Want jij bent toch de ouder?”
Euh, check. Ook aan tafel komt dat weleens voor. ‘Komaan, proef maar.’ ‘Nee, ik lust dat niet.’ ‘Tóch ga je proeven.’
“Tot de boel escaleert, en er geen winnaars zijn. (lachje) Terwijl je je kind ook hier kan uitdagen om zelf een oplossing te zoeken. ‘Oei, je vindt de uien niet lekker? Hoe ga je dat oplossen?’ Misschien kom je zo tot het compromis dat je kind wel de spaghettisaus eet, maar de uien mag laten liggen. Ik zie dat thuis ook. Miro lost het zo op: hij haalt de uien uit de saus en versiert er de rand van zijn bord mee. Niks mis mee, toch?”
De milde aanpak brengt ons vaak dichter bij ons eigen moeder- of vadergevoel, schrijft u. Zijn we dat dan onderweg ergens kwijtgespeeld?
“(knikt) We zijn er soms heel ver van verwijderd. Het is dat moeder- of vadergevoel dat ik terug naar boven wil brengen, zelfs als dat indruist tegen het advies van je omgeving. Of ingaat tegen je vroegere beeld van de ‘perfecte’ ouder. Je weet wel, die periode waarin je naar ouders keek en er meteen bij dacht: ‘Dat zou bij ons niet waar zijn. Dat zou nooit pakken.’ De tijd waarin je dacht dat je je kinderen nooit in de zetel zou laten eten, nooit naar een scherm zou laten kijken. Het zijn die ideeën, van vóór we ouders waren, die dat gevoel vaak ondersneeuwen. Plus: de manier waarop we zelf zijn opgevoed, natuurlijk.”
Welk soort opvoeding hebt u zelf gekregen?
“Eentje zonder straffen of belonen – op die ene keer na. (lachje) We kregen vooral veel vertrouwen.”
‘Toch wil elke nieuwe generatie het anders en beter doen dan de vorige’, stelt u. Wat wilt u vooral anders doen?
“Het idee dat je kind mag voelen wat het voelt. Dat is voor mij dé missie van deze generatie. Maar als ouder start je natuurlijk niet met een blanco blad. Je pikt altijd dingen mee uit je eigen opvoeding. Inner voices, noem ik dat.”
Inner voices? Wat zijn dat?
“Denk aan zinnetjes als: ‘Stop nu maar met huilen.’ Of: ‘Je moet daar toch niet boos voor zijn.’ Onze ouders zijn zelf grootgebracht door een generatie die niet ‘voelde’ – wat wil je ook, als je die verhalen over de oorlog hoort. Dus wat hebben onze ouders geprobeerd? In plaats van onze gevoelens te erkennen, lieten ze ons alles netjes ‘inbunkeren’. Zelf heb ik het ook vaak gehoord: ‘Huil maar niet, je bent zoveel mooier als je lacht.’ Dat is die schone schijn. Alsof alles over is als je dan lacht.
“Wij hebben allemaal van die zinnetjes meegekregen. Dat maakt dat we vaak heel streng zijn voor onszelf. Ik zie vrouwen in mijn praktijk die beweren dat ze nooit kwaad zijn. Tja, dat kán dus niet, hè. Alleen hebben zij dat gevoel heel hard weggemoffeld. Of al die mannen die zogezegd nooit verdriet hebben. Ha nee, want ‘grote jongens huilen niet’, zeker?”
Wij werden te veel geremd?
“(knikt) Emoties komen in een piek, en gaan daarna weer liggen. Wij hebben geleerd om nog vóór die piek af te remmen. Dan waren we uiterlijk oké, maar innerlijk bleven we doorrazen. Toen ik daar als kleuter in de hoek stond, mocht ik niet boos zijn. Maar ik wás het wel.
“Het punt is: je kunt die gevoelens niet eeuwig wegstoppen. Niet voor niks lopen zovelen nu tegen een burn-out aan. Dat is niet alleen ónze burn-out, het is ook die van de generaties vóór ons.”
En als we niet opletten, zadelen we ook onze kinderen daarmee op?
“Zinnetjes als ‘daar moet je toch niet voor huilen’, slikken we maar beter in. Het is geen ramp natuurlijk als je dat er eens uitflapt. Je grijpt dan, vanuit een machteloosheid, terug naar wat je zelf ooit hebt gehoord. Naar wat er bij jou ingeprent zit.
“Maar wat is het effect ervan? Kinderen die het allemaal binnenhouden, of die het op een andere manier proberen op te lossen: met drank, drugs… Ik beweer niet dat mijn kinderen nooit aan de drank of drugs zullen zitten. Maar door hun gevoelens te erkennen, maak je ze wel weerbaarder.”
Kortom: leve onze kleuters die witheet van woede op de grond liggen te krioelen? Laat de boosheid maar pieken?
“Onze kinderen wíllen dat ook niet meer binnenhouden. Zij geven zelf aan: voilà, ik ben kwaad, en we moeten erdoor. Wees mild: ‘Je mag boos zijn, liefje.’ Maar: je mag niet met mijn Chinese vaas gooien, niet op je broer slaan. Het is niet omdat je die emoties toelaat dat er geen grenzen zijn. Dat is een grote misvatting.”
Wat met de scène die elke ouder weleens meemaakt of vreest: de woedeaanval in de supermarkt? Hoe pakken we dat mild aan?
“De truc is om samen met je kind in een ‘bubbel’ te kruipen, zodat er niks van buitenaf naar binnen kan. Niet de blik van de kassierster, niet de veroordelende grijns van omstanders. Gewoon: jij die er bent voor je kind. ‘Jongen, je mag boos zijn omdat je die bal van Paw Patrol niet krijgt. Maar mama koopt hem niet.’ Die emotie verandert niks aan de situatie, maar ze mag er wel zijn.”
Waarom zijn we dan soms geneigd om toch toe te geven?
“Het is vooral de blik van anderen die het ons zo moeilijk maakt. Dan schieten we in ‘oplosmodus’: dat moet hier zo snel mogelijk terug dat rustig kind worden. Koop je die bal toch, uit schrik voor een scène, weet dan wel dat er straks thuis nog een crisis volgt. Dat je die woede gewoon uitstelt. En dat je zelf misschien zult sakkeren: ‘Nu heb je die bal, ben je nog niet content!’
“Ga je voor het andere scenario, en laat je je kind razen – ‘ik snap dat je triest bent omdat je geen extra pak cornflakes krijgt’ – dan zal het ook sneller in die emotie dalen, en zullen zulke scènes ook minder voorvallen.
“Schiet je, daarentegen, uit je krammen – ‘Komaan, je moet nu toch niet zagen voor een bal. Je hebt er thuis al genoeg’ – dan zal je kind ofwel alles binnenhouden, ofwel nog kwader worden. Pas op, dat zijn begrijpelijke reacties.
“We stoten dan als ouder op onze eigen grenzen in het al dan niet kunnen begeleiden van die emotie. Ook dat maakt het ons moeilijk.”
Onlangs bij ons thuis: mijn dochter (3) wilde een koek, maar er zat een barst in. Onmetelijk verdriet. Is dat nu niet een beetje overdreven, denk je dan?
“(lacht) Daar bestaat een naam voor: de broken cookie. Het ding is: dat lijkt overdreven, maar dat gebarsten koekje is er gewoon te veel aan. Het is de druppel. Dus nee, dat kind is niet boos om dat koekje op zich, het heeft gewoon nood aan ontlading. ‘Want, mama, ik heb de hele dag op school moeten gehoorzamen. Mijn emoties konden er nog niet uit. En voilà, hier heb je ze.’
“Je zult dan ook snel merken dat jouw kind er niks aan heeft als jij de boel wil oplossen of rationaliseren: ‘Maar meisje, in jouw buik is dat koekje ook gebroken.’ ‘Nééé!’ Benoem je het verdriet, dan kun je wel dieper gaan: ‘Was het een lastige dag op school?’”
De Amerikaanse gedragswetenschapper Alfie Kohn zegt: ‘Ga altijd uit van de meest empathische optie.’ Ook als ze het bloed vanonder onze nagels halen?
“Absoluut. Een kind schopt echt geen scène om het voor jou als ouder te verpesten. Denk dus niet: mijn kind is lastig. Wel: mijn kind heeft het lastig. Gedrag is communicatie. En elk gedrag is een vraag naar verbinding. Kinderen willen gehoord worden, ook als ze stampvoetend weglopen. Wat ze jou op dat moment vragen is niks anders dan: zie je mij nú ook nog graag?”
Lastig gedrag is een cadeau?
“Meer zelfs, het is een compliment. Je kind toont dat het bij jou met die gevoelens terechtkan. Niet omdat het elders – op school of bij de grootouders – slecht is. Wel omdat het bij jou het veiligste voelt om dat te doen. Wat het, opnieuw, niet makkelijker maakt, natuurlijk. Mij hoor je niet zeggen dat het altijd van een leien dakje loopt.”
Maar zijn we dan niet vaak heel lang bezig met ons kind te sussen? Er is toch ook zoiets als op tijd op school geraken. Wat als je kind dan niet in die fietsstoel wil?
“Sussen is het verkeerde woord. Erkennen is juist niet ontkennen, niet paaien.
“Maar op zo’n moment kun je wel proberen om je kind af te leiden. ‘Kijk daar, een vogel!’ Of: ‘Zullen we door het park fietsen, bij de eendjes?’ Weet dan wel dat die emoties niet weg zijn, en dat ze ’s avonds of in het weekend kunnen bovenkomen.”
Iets waar veel ouders mee worstelen, is schreeuwen tegen hun ongehoorzame koter. Hebt u het daar al lastig mee gehad?
“Zeker. Het is een van de vragen die ik mij in therapie al heb gesteld: wat maakt dat ik uitvlieg? Wat zijn de triggers? We hebben allemaal een rode knop. Drukt ons kind die in, dan gaan we – baf – van nul naar honderd in één seconde. Als een kwaaie kleuter sta je dan te discussiëren met je kind. Je voelt dat ook: dit ben ik niet, dit is iéts in mij.
“Het is het kwade kind in jezelf dat naar boven komt. Omdat het vroeger ook niet werd gehoord, en omdat je kind nu ook niet luistert. Door zo uit te vliegen presenteer je je kind de rekening voor iets waar je vroeger zelf in tekort bent gedaan. Het is een kwaadheid tegenover je eigen ouders, of andere opvoeders.”
Kunnen we onze ouders dat kwalijk nemen? Dat lijkt me toch een moeilijke.
“Laat ik het zo zeggen. (zoekt even naar haar woorden) Er is een verschil tussen: je ouders vergeven, weten dat ze hun best hebben gedaan. En: het onrecht dat je daaruit meedraagt.
“Pas op, ook wij bouwen nieuw onrecht op. Ook wij doen onze kinderen tekort, maar we weten nog niet in wat. Dat zijn onze blinde vlekken. Mijn allerhoogste langetermijndoel is dat mijn kinderen het mij kunnen komen vertellen: wat ze hebben gemist, wat ze nu al missen.”
Dat onrecht, hebt u dat ooit met uw ouders besproken?
“Ja, we spreken daar wel over. Niet dat we daar al volledig uit zijn. Ik weet ook niet of dat ooit ‘af’ zal zijn.”
Over familie gesproken: hoe was het om met uw zus samen te werken voor dit boek?
“Eva en ik hadden nog nooit professioneel samengewerkt, maar dat is heel goed gelukt. (lacht) Niemand anders had mijn woorden zo goed in beeld kunnen pakken als zij. We hebben natuurlijk al veel meegemaakt samen. De scheiding van onze ouders, bijvoorbeeld: ik was toen 16, Eva was 14. Oké, we waren al tieners, maar dat blijft toch altijd zo’n ‘voor’ en een ‘na’.”
Uw boek is ook opgedragen aan uw neefje en nichtje, de overleden tweeling van uw zus. Zo’n verlies, pak je daar iets uit mee in uw eigen moederschap?
“Ongelooflijk veel. Zij hebben mijn bunker met weggestoken gevoelens echt plat gebombardeerd. Het heeft me dichter bij mezelf gebracht, en dat hangt zeker ook samen met hoe ik naar mijn kinderen kijk. Niet in de zin van: dat ik een mildere moeder ben geworden omdat we in de familie twee kindjes verloren zijn. Ook niet: dat ik nu een dankbaardere moeder ben omdat mijn kinderen er wel nog zijn. En al zeker niet die ‘we zijn er allemaal sterker uitgekomen’-shit. Nee, daarvoor had dit niet moeten gebeuren. (nogal opgelaten) Ik ben daar nu hard in, maar ik vind dat dus echt onzin. Het heeft vooral veel gedaan voor mezelf, in mijn persoonlijke proces.”
U ging in therapie, als zelfzorg. Mild ouderschap is ook mild zijn voor jezelf, benadrukt u. Toch bungelt die zelfzorg meestal ergens onderaan op ons lijstje. Typisch voor deze generatie?
“Velen denken: ik moet zelfzorg verdienen. Eerst moet ik goed werken, pas dan mag ik rusten. Ook bij mij speelt dat. Ik zie veel ouders die als kind altijd ‘flink’ moesten zijn, goeie punten moesten halen. En dán werden ze gezien. Wij moesten ‘werken’ voor liefde. Bij onvoorwaardelijk ouderschap, daarentegen, zie je je kind altijd, wat het ook zegt of doet. Je kijkt door dat gedrag.”
U probeert al zeven jaar een milde mama te zijn. Kreeg u uw man daar makkelijk in mee?
“(knikt heftig) Hij was daar snel in mee. Hij is vijftien jaar ouder en is zelf straffend opgevoed. Hij moest soms lang in de hoek zitten, met zijn handen op het hoofd, op blote knieën. Ook hij wilde het anders doen.”
Wat als er maar één ouder in mee is? Wat als de ander blijft zweren bij: ‘Stop met huilen, je bent toch al een grote jongen?’
“Elke milde persoon maakt het verschil. Dat zal de ouder zijn bij wie het kind gaat uithuilen. Niet bij die ander, want daar mag het niet. De vraag is dan wel: wat maakt dat een partner niet achter die mildheid staat? Vaak komt die weerstand er vanuit een bezorgdheid: ‘Ik wil niet dat anderen onze zoon zien als een slap kind dat altijd maar huilt.’ Het ding is: dat wordt geen slap vodje dat constant weent. Wel een veilig gehecht kind, in verbinding met zijn gevoel.
“Neem nu: dat kind wordt gepest. Zonder die mildheid zal het noch op school, noch thuis uithuilen. Zo’n kind denkt: hiermee kan ik bij niemand terecht. En zo krijg je weer een generatie die denkt het alleen te moeten rooien. En dat idee, dat is vergif.”
Stel: je hebt al vijf jaar gestraft. Is het dan te laat om de switch nog te maken?
“Het is nooit te laat. Het is alleen niet gemakkelijk, want je komt van verder terug. De kans is groot dat die vijf jaar aan tranen er eerst uit moeten. Dat kan dus heftig worden. Maar voor je begint te sakkeren – ‘wat heeft die Nina Mouton ons nu aangedaan? – weet dit: kinderen zullen nooit meer huilen dan wat er klaar zit.”
U leidde een populaire Facebookgroep voor ouders, met meer dan 5.000 volgers. Die hebt u onlangs opgedoekt, omdat u ‘te veel moest scheidsrechteren’. Waarom hebben moeders op sociale media het zo moeilijk om níét te oordelen?
“(blaast) Ik denk dat we het allemaal heel goed willen doen, en dat ook willen laten zien. Maar eigenlijk zou het op die fora niet moeten gaan over wie het beter doet, of wie het beter weet. Wel over: elkaar helpen, vanuit je eigen ervaring, zonder aan te vallen of te oordelen. Sociale media kunnen daar heel opbouwend in zijn, maar ook heel afbrekend. Dat vind ik jammer.”
Het is ook niet simpel. Eerst hadden we de tijgermoeders, dan de helikoptermoeders, nu de milde mama’s. Welke methode is nu de beste?
“Maar dat is het juist. Het moet ook helemaal niet perfect zijn. Want wat krijg je dan? Kinderen die jou willen laten geloven dat je inderdaad de perfecte mama bent, iets waar je je kroost heel hard mee belast. Haal die druk er dus af. Het hoeft niet perfect, het mag authentiek. Eerlijk gezegd, na een ellenlange vergadering kan ik ook overprikkeld om frieten rijden, mijn kinderen voor de televisie droppen, en zelf niet veel rek meer hebben.”
Toch vragen nogal wat ouders zich geregeld af: ‘Wacht, hoe zou Nina dit doen?’
“Dat denk ik dus zelf soms ook. (lacht) ‘Wat zou Nina Mouton nu zeggen?’ Het helpt mij om wat afstand te nemen. Want zij weet het. Maar ik, als mama, moet het wel nog doen. Mij ga je niet horen zeggen dat ik de perfecte milde moeder ben.”
Als het niet perfect hoeft. Is het dan oké om soms toch gewoon die bal te kopen?
“Ik kan me helemaal voorstellen dat je na een slapeloze nacht tegen je krijsende kleuter verzucht: ‘Oké, we nemen die bal mee.’ Als dat de mildheid is die jij op dat moment nodig hebt, koop alsjeblieft die bal. Zolang je maar niet de intentie hebt om je kind constant in de pas te laten lopen, opdat jij de perfecte moeder zou lijken. Zolang het maar niet is vanuit het idee: mijn kind mag niet voelen wat het voelt. Awel ja, dán kun je die bal kopen. Echt, pick your battles.”
Nina Mouton, Mild ouderschap, Borgerhoff & Lamberigts, 192 p., 24,99 euro.
‘Als jij uitvliegt, dan is dat het kwade kind in jezelf dat naar boven komt. Omdat het vroeger ook niet werd gehoord, en omdat je kind nu ook niet luistert’
‘De overleden tweeling van mijn zus heeft mijn bunker met weggestoken gevoelens echt plat gebombardeerd. Het verlies heeft me dichter bij mezelf gebracht’
Bron: Www.demorgen.be interview met Nina Mouton